De gedomesticeerde kat of huiskat is een van de oudste huisdieren. Hun levensduur verschilt niet zo zeer van andere katachtigen. Ze worden gemiddeld 14-16 jaar oud. Raskatten daarentegen worden minder oud, 11-13 jaar gemiddeld. De oorzaak hiervoor zijn de aangeboren ziekten door de hoge inteeltcoëfficiënt.
Anatomie
De anatomie stamt af van hun wilde soortgenoten, ze zijn uitgerust met alles wat nodig is om prooien op te jagen en daarna te verslinden. Katten zijn voorzien van 30 tanden en kunnen niet kauwen, maar verscheuren hun voedsel waarna hun zeer sterke maagzuur het voedsel verder verteert.
Hun tong is bedekt met ruwe papillen die ze gebruiken om hun vacht schoon te houden. Bij een poes (vrouwelijke kat) zijn deze ruwer om de jongen schoon te kunnen houden.
Katten hebben 5 tenen vooraan en 4 tenen achteraan. De vijfde teen zit hoger op de voorpoot en komt van pas bij de verzorging en het grijpen van prooien.
Hun lange staart gebruiken katten voor het bewaren van hun evenwicht en voor sociale communicatie.
Door hun flexibele ruggengraat zijn ze bijzonder lenig en in staat om zich, tijdens een val, te draaien waardoor ze op hun poten landen.
Zintuigen
Katten hebben heel sterke zintuigen. Zo bevat hun neus 20 miljoen geurcellen, wat 4 keer zoveel is als bij de mens.
Ze kunnen frequenties tot wel 64 kHz waarnemen, bij een mens is dat gemiddeld 20 kHz. Ze hebben eveneens een sterk gezichtsvermogen en kunnen goed zien in het donker doordat er meer staafjes dan kegeltjes in hun ogen aanwezig zijn. Maar omdat ze op korte afstand niet zo scherp kunnen zien, vertrouwen ze in die gevallen op hun uiterst gevoelige snorharen.
Ook zijn de haren van hun vacht verbonden met een mechanoreceptor waardoor omgevingsinformatie naar de hersenen wordt doorgestuurd.
Hun smaakpapillen zijn daarentegen niet zo sterk ontwikkeld: 500 tegenover 9000 bij de mens.